Tarapacá heeft verschillende manieren van wijnmaken. In deze serie zijn de wijnen geconcentreerd en krachtig en worden de karakteristieken van de druif ondersteund met een mooie geïntegreerde houttoets.

De Carmenère uit de Maipo vallei is de moeilijkste druif die elk jaar andere wijnen kan geven. Meestal geeft de Carmenère druif zwoele, koffiekaramelachtige wijnen met daarin iets van paprika tonen. Ze wordt op roestvrijstalen vaten vergist en vervolgens gerijpt op kleine franse houten vaten waardoor de wijn extra verleidelijke aroma’s meekrijgt.

Om de wijn nog net iets sprekender te maken voegt de wijnmaker soms een paar procent Cabernet Sauvignon toe. Dat is misschien net waarom deze Carmenere zo’n succes is.

Carmenère druif

Medio jaren ’90 in Chili herontdekt ras. Carmenère stond ooit op grote schaal aangeplant in Bordeaux en werd van daar uit eind 19e eeuw naar Chili gebracht. In Bordeaux werd hij weggevaagd door de phylloxera en vanwege zijn structurele gevoeligheid voor ziekten niet meer heraangeplant. 

In Chili is de carmère lange tijd aangezien voor merlot, hoewel het om twee rassen gaat met nogal verschillende eigenschappen. Na aanvankelijke aarzeling is carmenère nu ‘hot’ in Chili en min of meer uitgegroeid tot ‘nationale druif’.

Proefnotities:

Intense rode kleur en aroma van zoete fruit, pruimen en iets caramelachtigs dat doet denken aan gebrande koffie. In de smaak stevig, vol, met een peperachtig, paprika aroma. Wel lekker doordrinkbaar.